Oh jee… Hans en bouwblogs. Ik kan net zo goed zeggen ‘hou mijn bier eens vast’.
Alleen Zwolle-Meeden S+6 1:30 leverde een fatsoenlijke blog op die ook van begin tot eind werd bijgehouden. Daarna ging het direct al mis met het Veenoordse bokje. Na een inleidend deel werd het op het forum zo stil als op trafostation Amsweer terwijl onder de radar het model zelf doodleuk voortvarend werd voltooid. Nooit meer een foto van laten zien. Niets. En van de PGEM-tonmast (die nu in Rotterdam wind vangt) of de PGEM-Flevodelta (nu halverwege) is uberhaupt niet eens meer met een blog begonnen zodat alle projecten sinds 2013 zich in stilzwijgen voltrokken. Kortom, men heeft geen idee meer van wat er op de achtergrond gebeurt op het winterse Drentse platteland.

Nou ja, er gebeurt tegenwoordig voldoende op het winterse Drentse platteland.
Naar de zeeg kijken bij warm en koud weer is zo 2015, tegenwoordig hangen ze in januari spontaan vreugdedansjes te doen terwijl wij op straat schaatsen!
Behalve een paar berichten en vage foto’s in de whatsappgroep had ik ook over dit nieuwe project niets verteld. Mark wist me echter over te halen om het toch nog een keer te proberen. En zo kwam het: een nieuwe blog. Deze keer is het een tussendoorproject voor in de avonden van deze zomervakantie. Veel onweer valt er tenslotte niet te jagen en zelfs de zomer zelf is wat twijfelachtig. Zoals de chasers al zeggen: #kougustus. Tijd voor een kleine opspeling van de winterhobby. In het traditionele mastenbouwseizoen, de winter zelf, wordt Project Flevodelta dan vanzelf weer vervolgd.
En wat behelst dit project dan? Een eh.. ach, dat is niet zo belangrijk.. Jeweetwel, gewoon een vrij modern mastontwerp. Vrij hoog en smal. Een eh.. nuja, och, de tijd gaat voort weet je.. Ik- ach, als je het zo graag weten wil, ze noemen het een eh.. een wintrack.

Vriend met een 3D-printer
Wat bezielt een individu van de ondersoort Homo Sapiens Hoogspannicus om een wintrack te gaan bouwen? Is ie dan levensmoe en is het een teken dat je je al aan het onthechten bent, zoals een niet nader te omschrijven en inmiddels uitwonend gezinslid (identiteit raadbaar) me fijntjes inwreef? Nee. Het juist een nobele daad van moed omdat je je afkeur voor ‘de vijand’ voldoende hebt overwonnen om hem op dezelfde manier de maat te nemen als vakwerkmasten, namelijk door hem te durven modelbouwen.
Helaas bleek deze argumentatie niet overtuigend. Na een opmerking over of ik al een mooie grafsteen had uitgezocht verliet hij de constructiewerf en kreeg zelfs de aanblik van mijn twee naast elkaar opgestoken middelvingers plotseling een vervelende bijsmaak.
De motivatie voor deze vreemde stap is tweeledig. Of we het leuk vinden of niet, wintracks zijn de enige serieuze toekomst die nieuwe bovengrondse lijnen momenteel hebben in Nederland. Want het lijkt er niet op dat de teneur spoedig zal omslaan – daar hebben we eerst wat heftige meteorologische verschijnselen voor nodig. Wintracks zijn onderdeel van hoogspanningsland geworden en wie hoogspanningsland in al zijn facetten wil zien en beleven kan niet om de witte, ietwat kromtrekkende palen heen. Wie ook als mastmodelbouwer allround wil blijven en weigert zijn ogen te sluiten voor de wereld van nu, zal dus in staat moeten zijn om mee te bewegen.
De tweede reden is veel simpeler en van een meer praktische aard: ik heb een jeugdvriend die over een 3D-printer beschikt.

De vriend in kwestie (een andere persoon dan Ots broer Lars) is van het soort waarvan eigenlijk iedereen er eentje in zijn kennissenkring verdient: een techie die in een onvervalste mancave woont. Sinds ik een jaar of elf was ken ik hem en we hebben in de afgelopen anderhalf decennium al vele projecten en joint ventures ondernomen. Hij werkt in het achtbaanonderhoud bij een pretpark en in de tijd daarnaast is hij altijd wel met een of ander project bezig. Zelf een computer bouwen, een modelbouwbaan inregelen, wat rondknoeien met Raspberri Pi’s en twee jaar geleden dus de aanschaf, montage en inmiddels frequent gebruik van een 3D-printer. Een (inmiddels al wat oudere) Felix 3, in staat tot 1/20 mm nauwkeurigheid.
Al eerder heb ik zijn hulp ingeroepen voor modelbouwklussen, zelfs al eens voor mastenbouw. De ruitvormige circuitbordjes met Z en W die op het model van een PGEM-tonmast zitten? Die zijn 3D geprint bij dezelfde vriend.

Omdat de vriend in kwestie wel wat zag in een nieuwe uitdaging van -letterlijk- nog niet eerder vertoonde schaal en omdat ik zelf geen idee had hoe ik anders aan een rondconische vorm met precies de goede maten kon komen, waren we er vrij snel uit: we gaan het proberen.

Ik zou hem een bouwtekening aanleveren en eens even in de staatskas (lees: de deels op staatsfinanciering drijvende studentenbankrekening) zoeken naar wat liquide middelen zodat de rollen plasticdraad, een schappelijke vergoeding voor gebruiksslijtage van de printer en enkele andere kleine posten konden worden betaald. Hij zou op zijn beurt de bouwtekening gebruiken voor het maken van een CAD-bestand (zie de afbeelding) waar de printer mee overweg kon, de verbruiksmaterialen binnenhalen en de kokervormige mastdelen stuk voor stuk maken.
W2S350+5
In duimendikke PDF-documenten van Tennet waarin diverse berekeningen van KEMA en VolkerWessels zijn opgenomen, staan de hoek- en steunmasten zoals die bij de tweede en deels ook de eerste generatie wintracks zijn toegepast. De V-braces van generatie I staan er nog in, netjes met die ‘handjes’ waaraan de vierbundels zitten.

Tot nu toe heb ik altijd steunmasten dichtbij een S+0 gebouwd. Soms een licht verhoogde variant, bij wijze van enige compensatie voor het afwijkende perspectief (te dik lijkend) als je er recht van voren tegenaan kijkt in plaats van schuin van onderaf. Ook met de wintrack zou dat zo blijven: een hoekmast bouwen, daar wil ik nog steeds niet aan. Het kwaaltje met het niet kunnen inhangen van isolators speelt me dan nog steeds parten. Een wintrack voor twee circuits van 380 kV, in eerste instantie zonder 150 kV-meelifters en dichtbij een S+0 heeft dus de voorkeur.
De variant W2S350+5 blijkt 51 meter hoog te zijn, staat op een basis van 1720 mm en de pylonen staan staan ietsje hoger op de poten dan de S+0, zodat het compensatietrucje ook nu weer ingang vindt. Die zou het worden. De tweede generatie wintracks heeft V-braces waar de draden onder hangen met een soort flexibel verbindingsstukje, meer zoals we dat bij vakwerkmasten ook gewend zijn. Maar ik heb gekozen voor de eerste generatie zoals die bedoeld en opgeleverd is in de Randstad Zuidring. Die met de ‘handjes’ waar de draden in hangen. De klassieke wintrack waarmee het in 2011 is begonnen, met zijn goede en ook zijn slechte punten, zoals zo treffend door Peter gefotografeerd en al jaren een van de blikvangers op de mainsite wanneer men informatie over wintracks opdiept.

Het natrekken van de hoofdmaten van een W2S350+5 is een koud kunstje. Zeker vergeleken met hoe dat met vakwerkmasten telkens gaat: deze keer is er voor de verandering een acceptabele bouwtekening voorhanden. De bijna idiote veelheid aan documenten, betrokken partijen en publicaties die tegenwoordig nodig zijn voor het zetten van een hoogspanningslijn heeft dus toch een voordeel: van enige geheimhouding is geen sprake meer, dat is ondoenlijk geraakt.

Dat scheelt een heus deltaplan aan pixeltellingen, kikvorscorrecties, tekeningen op flipovers en, zoals sommigen weten, ook het vaste ritueel van bellen naar de berg in Arnhem – en bot vangen. Verder zijn er voldoende detailfoto’s op het forum te vinden (mensen, bedankt!) en eerlijk is eerlijk: een wintrack is een eh.. schreefloos mastmodel. Er zitten geen details op zoals uitgekapte hoekprofielen, complexe knoopplaten, preekstoelen of balkons. Je hebt gewoon minder nodig. Dat scheelt meteen een heel deel bloggen: het echte venijn zit hem pas in de coronaringen.
Er werd gekozen voor een schaal van 1:25. Alweer een schaal die ik nog niet had, maar bij een W2S350+5 wordt de mast op deze schaal net iets hoger dan twee meter. Die eindhoogte, manshoog, is bij eerdere modellen ook al empirisch bewezen goed bevallen: je krijgt hem dan nog net door een deur heen zonder je nek te breken, een gat in het plafond te steken of een niet nader te omschrijven medegezinslid bijna te beroven van de optie tot nageslacht doordat hij een traversetop in.. ach vul zelf maar in.

Aangezien de printer objecten tot ongeveer 22 cm hoogte kan maken, moest iedere pyloon in tien delen geprint worden. We besloten dat het een sterke en simpele manier zou zijn om de mastdelen te gaan verbinden door simpelweg een flens in de vorm van een inwendige schuifmof mee te printen bovenaan aan de binnenkant van ieder mastdeel. De twintig centimeter hoge mastdelen zouden daarmee uiteindelijk ruim 21 centimeter per exemplaar worden. It ken net.

Uiteindelijk verlijmen tot twee mastdelen
In de praktijk is er gekozen voor twaalf delen per pyloon. Acht rondconische kokers van circa twintig centimeter, een rondconisch deel met een voetplaat voor onderaan en een topdekseltje (een soort pannendeksel waarmee de pyloon bovenaan dicht zit) voor bovenop. Het nog ontbrekende rondconische deel halverwege de pyloon werd opnieuw in twee delen van tien centimeter opgedeeld omdat we dit deel een hogere binnenflens willen geven dan de anderen.

Het idee erachter is dat deze hogere flens niet verlijmd zou worden, maar permanent demontabel zou blijven. De hele pyloon zou dan uiteindelijk uit twee delen bestaan die ‘los’ op elkaar te zetten zijn: logistiek een stuk eenvoudiger als je ‘m nog eens in een auto wilt laden. De extra hoge flens zou dan speling of het afvallen van het topdeel voorkomen, maar omdat een rondconisch deel van totaal 25 cm net niet onder de printer past, moest dit mastdeel opnieuw worden opgedeeld in twee stukken.
Een Felix 3 is met zulke grote objecten niet erg snel. Verder werkt ie met heet plastic, zodat de vriend in kwestie het ding alleen gebruikt als hij zelf ook in de buurt is. Er kon dus alleen gedurende zijn weekends (onregelmatig vanwege de pretparkdienst) worden geprint. Met twee mastdelen tegelijk was er telkens acht uur nodig. In totaal zien we dus een ruime tachtig uur printtijd, verspreid over vijf weekends.

Maar dan heb je ook wat. Een week terug kon ik de chasemobiel weer aan de grond zetten bij de mancave en had hij tweeentwintig mastdelen gereed. Alleen de topdekseltjes moeten nog.
Een wintrack bleek buitengewoon makkelijk te transporteren: de rondconische delen passen als een matroesjka in elkaar. In een piepklein doosje konden alle tweeentwintig delen mee naar Holsloot genomen worden. Een wintrack op je bijrijdersstoel.

Op de werkbank waar meerdere vakwerkmasten hun bestaan begonnen staan nu twintig witte rondconische kunststof kokers. Klaar om opgeschuurd en verlijmd te worden, daarna strak afgewerkt te worden met wat plamuur (de naden zijn niet strak) en dan in de goede kleur papyruswit gespoten te worden. De pyloon zelf is dan al een heel eind klaar – alleen allerlei opgelaste haakjes, hijsogen en beugeltjes moeten er dan nog aan gelijmd worden. Maar bij dit project is het meer dan ooit de aankleding die het hem doet.

Tom heeft inmiddels het stadium bereikt waarin hij wintracks is gaan waarderen. Zo ver ben ik nog niet: ik zit nog ergens halverwege de vijf stadia van rouwverwerking om het verlies van de toekomst van vakwerk. Dit tussendoorproject voelt een beetje aan als het uit nieuwsgierigheid proberen van een ander biermerk zonder dat je eigen merk eerst op is. Of als strategisch stemmen bij verkiezingen. Of de hooiberg in duiken met een roodharige meid. Allemaal best amusant en ook wel uit te leggen, maar onwennig blijft het wel.

Morgen moet ik naar de bouwmarkt knallen om het roet uit de ongebruikte chasemobiel te blazen voor een pot plasticplamuur en een spuitbus verf. Witte verf, voor de verandering. En ik moet gaan nadenken over hoe die belachelijke wintrackladder kan worden nagemaakt. Oja. En de geheugenkaart van mijn telefoon reanimeren...
In elk geval, er wordt weer gebouwd in Holsloot. Vanaf het volgende deel gaan we monteren en begint de echte bouw. Tot die tijd hoop ik dat de Suzuki Swift van een zeker gespierd en weinig wintrackgezind collegaforumlid niet opeens plotseling ergens dwars op de weg staat.
Hooggespannen groeten,
Hans.