Deel 14. De 110 kV-meelifters
Geplaatst: 22 nov 2013 12:54
Naar de begrippen van 1995 tot 2010 tussen mast 28 en 121 is alles al klaar. Maar een combinatiemast is pas een combinatiemast wanneer er een combinatie op wordt gemaakt.
Het mastontwerp van Zwolle-Meeden is berekend op zes traversen. Of drie, afhankelijk van de definitie van een traverse. Nu ken ik een zeker persoon (ra ra wie?) die een exemplaar van Zwolle-Meeden heeft gesoldeerd en waarbij alleen het 380 kV-gedeelte aanwezig is. De 110 kV-traversen zijn niet aangezet. En ergens heeft dat ook wel wat. Het roept ongetwijfeld meer vragen op bij iedereen die er een blik op werpt en het intrigeert meer dan een volledig benut exemplaar.
Toch ben ik esthetisch niet zo weg van het hoogwatergevoel dat het schaalmodel tot dusver geeft. Zeker niet met de inmiddels roemruchte broek op half zeven, zoals bij de S+4 en S+6. Wie kent niet de gangsters in spijkerbroeken met een extreem laaghangend kruis die enerzijds stoer door Zwolle lopen, maar er anderzijds o zo sneu uitzien als ze daarmee proberen te rennen om hun trein te halen?
(Ot, als je broer dit leest: sorry Lars, maar waarom koop je dan ook niet gewoon een broek in plaats van zo'n soort pyjama. Dat had vast wonderen gedaan voor je bedroevende sjansgehalte in klas 4 en 5. [/autobiografische modus] )
Dus. Op een combimast moet een combinatie gemaakt worden. En aangezien er dus al een model bestaat (nummer 238? ) waaraan de 110 kV-traversen ontbreken, is er een gat in de markt welke bijzonder mooi overeenkomt met de esthetische voorkeur van ondergetekende. De twee 110 kV-traversen zijn theoretisch een koud kunstje. Alleen ik had niet voorzien dat er met de 110 kV-meelifters twee onverwachte problemen zouden verschijnen die de bouwtijd aanzienlijk zouden verlengen...
'95 en '10
We schrijven eind mei 2013. Graftakkeweer, ongewoon koud voor het jaargetijde. Zoals dit hele voorjaar het geval was. Maar binnen, aan de goeie kant van de dik geïsoleerde muren van het atelier van moeder de vrouw, was het aangenaam toeven.
Op de bouwtekening staat een weergave van een traversebodem die overeen kwam met die van de nieuw aangezette traversen aan mast 107, die in 2010 van twee extra traversen werd voorzien. Destijds had ik een buitenkans uit duizenden: 's avonds lag de nieuwe traverse van alles en iedereen verlaten op de bouwplaats te wachten tot hij er de volgende dag aangezet zou worden. Camera om je nek hangen, een jeugdig medegezinslid mee (als decoy wanneer er een securitygorilla komt opdagen), een meetlint mee en gaan met die orkaan.
Meten is weten. In een half uur hebben we grotejongetjesapekooi gespeeld op de traverse. Briljant klimrek: drop er zo eentje in de speeltuin en iedereen is tevreden. Ondertussen had ik de mogelijkheid om het gevaarte tot in alle details te fotograferen. Dat levert dan dit soort werk op.
Tot zover niets aan de hand. Althans, zo leek het totdat de eerste mooie voorjaarsdag zich aandiende. Toen wou ik nog wat laatste detailfoto's gaan maken vanwege enkele vragen over de ladderbevestiging. Bij gebrek aan een camera met meer dan 3,2 megapixels was er opnieuw een zeker jeugdig medegezinslid van de partij die een grotere (camera) heeft.
Hier zien we een foto van de onderste verdieping van mast 134. Op het eerste gezicht niks aan de hand. Een woest aantrekkelijk stuk vakwerk met een al sinds jaar en dag gesprongen glaskap. Maar als we wat nauwkeuriger kijken naar de binnenportalen en de bodemplaat van de 110 kV-traversen, dan -
Een binnensmondse bastaardvloek en een irritant giechelend, jeugdig medegezinslid die zich net buiten elleboogafstand bevond. En daar sta je dan een beetje sloom omhoog te loeren naar nummer 134, die zich in een stilzwijgen hult zoals dat zo goed past bij hoogspanningsmasten. Trots en verheven boven de beslommeringen in de kleine, lage wereld waarin hij zojuist een heus modelbouwdilemma had veroorzaakt.
De in 2010 aangezette traversen blijken niet gelijk te zijn aan de exemplaren uit 1995.
Kijk maar eens naar hoe het circuitbordje vast zit en naar hoe de afstandhouders in de fasedraadophangingen zitten. En nog belangrijker, kijk eens naar het aantal steunlatten in de kruisen van de traversebodem. Het directe gevolg is dat mijn tekening niet meer klopt met de scope van het project. Op de tekening staat doodleuk een '10-traverse terwijl het originele '95-typetje van de 110 kV-traverse er blijkbaar anders uitziet. Gek genoeg had ik dat nog nooit eerder gezien. (Dan denk je deze lijn dus te kennen en opnieuw blijkt niets minder waar te zijn. Typisch Zwolle-Meeden: net zoveel verrassingen als ie lang is.) Alle 110 kV-traversen uit 1995 zijn identiek. Hetzelfde geldt voor alle exemplaren van 2010, maar de onderlinge verschillen tussen beide bouwplannen zijn niet zomaar te verwaarlozen wanneer je uitgerekend een S+6 bouwt.
Een jeugdig medegezinslid tot ontploffing brengen door de bovenstaande alinea hardop te overdenken ook wat waard.
Ik zou het over kunnen slaan in de blog. Maar we zijn hier toch met een stel mastengekken? Welnu, bij dezen het hele vervolg van de overdenking uitgeschreven tot in detail. Puur facultatief voor de ZL-MEE die-hards.
Het plan is om een mast te bouwen zoals die in 1995 bedoeld was, dus met het traversetype '95 aan beide kanten. Maar helaas bestaan die helemaal niet als S+6. Alle S+6 exemplaren in ZL-MEE (en dat zijn er slechts vier) zijn voorzien van twee 110 kV-traversen van het '10-type. De niet-speciale mastnummers 2 tot en met 27 zijn daarmee opeens anders dan de exemplaren 29 tot en met 120. De exemplaren 122 tot en met de kruising van Beilen-Bargermeer hebben één 1995-traverse en één 2010-traverse. En vanaf daar tot aan Meeden zijn de traversen weer gelijk aan die van de exemplaren 2 tot en met 27. Hiertussen zit geen enkele S+6 met twee keer '95. De toren en broek van de modelbouwmast is nu eenmaal S+6 - dat kan niet meer veranderd worden. Maar ook de scope van het hele project staat muurvast. Al sinds de tijd dat Ot nog naar Telekids keek was is het idee om het originele bouwplan uit 1995 te gebruiken. Geen moderne fratsen: ZL-MEE zoals alles in de tijd van happy hardcore bedoeld was. Dat is tenslotte ook modelbouw: niet te snel compromissen sluiten. Het gevolg is nu dat er dadelijk een S+6 met twee '95-traversen ontstaat: een combinatie die in de echte hoogspanningslijn Zwolle-Meeden niet voorkomt.
Toch is dat niet echt een probleem. Puur de blinde positie van wegen, kanalen en viaducten in combinatie met de plekken waar de 110 kV-meelifers reeds in 1995 nodig waren, heeft het zo bepaald dat er stomtoevallig geen enkele S+6 met '95-traversen voorkomt terwijl ze technisch zonder enig probleem zouden kunnen bestaan. Dat soort eigenaardigheden vormen het unieke karakter van een lijn als Zwolle-Meeden: als je maar tot het draadje gaat valt alles op zijn plek. Dus twee keer '95 voor de 110 kV-meelifters en het mastmodel S+6. Zo zal het geschieden. Tweemaal een '95-traverse, met circuits blauw en oranje. De mast krijgt nummer 239 en daarmee wordt het probleem, zo het nog bestaat, voorgoed geslecht.
Ben je nog wakker? Respect.
Verbazingwekkend veel materiaal
De 110 kV-traversen beginnen zoals de 380 kV-traversen, met het aftekenen en boren van de traverseranden. Deze staven bestaan uit twee hoeklatten die in elkaars verlengde liggen en die met twee knoopplaten aan elkaar verbonden zijn.
Ook in het schaalmodel zal dat gebeuren, maar vanwege bouwgemak worden de traverseranden in eerste instantie gewoon als volledige lengtes uit één stuk gemaakt. Pas later, als de traversebodem klaar is en de knoopplaten gereed zijn, zagen we ze door om ze daarna door te verbinden met knoopplaten. De traversebodems van de 110 kV-traversen zijn in verhouding met de boventraversen voor de bovenste 380 kV-fase en de bliksemdraad enorm ruim. Dat is makkelijk schroeven met grote handen, maar aan de andere kant kost het wel een heleboel van die custom made supersmalle hoekijzertjes. Er gaat redelijk wat tijd mee heen om ze te fabriceren.
Ook gaatjes boren kost meer tijd dan het lijkt. Je kan nog zo voorzichtig boren, er ontstaan altijd braampjes aan de onderzijde van het boorgat. Die moeten eerst afgevijld worden met een piepklein vijltje om te zorgen dat de boutjes dadelijk mooi strak aansluiten.
Zomer
En dan heb je nog het probleem van het jaargetijde. Het werd juni, het werd eind juni. En daar verscheen opeens iets wat we sinds deze tijd al niet meer hadden gezien: zomer. En voor het eerst in drie jaren is het ook werkelijk zomer in de zomer, zoals ook Peter zal erkennen.
De zomer is de tijd van vakantie. Maar de fondsen zijn niet bij iedereen even ruim in deze tijden. Naar Scandinavië gaan (of überhaupt op vakantie gaan) behoort al jaren tot het verleden. Daar kan je sneu over doen, maar ach.. als ik er eerlijk over nadenk: waarom zou een mens in de zomer de deur uit willen als dit je thuis is? Welkom in Drenthe.
Er is in de zomertijd altijd wat te doen op een boerderij. Nog afgezien van het echte werk (op het land, met de dieren en ook met de papieren bedrijfsvoering) zijn er talloze kleinere klussen die bij voorkeur moeten plaatshebben als het zomer is. Van het verven van de schuur tot het repareren van het dak, het snoeien van de zware eikenbomen op het erf, af en toe achter een onweersbuitje aan jagen, uit het nest gevallen zwaluwjongen terugzetten, de tractor begeeft het wel eens, nestkastjes heb je nooit teveel, dazenvallen maken, noem maar op. Moraal: de dagen op een boerderij zijn nooit leeg. En zo blijft er juist in de zomer maar een bescheiden hoeveelheid tijd over waarin er gebouwd wordt aan het model. Al was het maar omdat het weer zo mooi was en we dat zo gemist hadden in de laatste jaren. Bij voorkeur ben je dan zoveel mogelijk buiten. Zo doe je over twee traversen dan gerust meer dan een maand. Hier eens een uurtje, daar een half uur... Opschieten deed het niet, maar het is hobby. Haast hoeft niet.
Circuitborden op z'n negentienvijfennegentigs
Een opmerkelijk gegeven aan het ontwerp van de ondertraversen is de manier waarop de fasedraden worden bevestigd. Kijk eens nader naar deze '95-traverse.
Bij de 380 kV-traversen zijn de dragers van de fasedraden H-profielen, maar bij de 110 kV-traversen zijn het tweemaal twee aan elkaar verbonden L-profielen. Een hele straat boutjes verbindt ze in de echt. En een paar korte U-profielen houden de afstand constant. Blijkbaar is deze manier sterk genoeg om de veel lichtere 110 kV-draden te kunnen dragen.
Okee, deze manier is beduidend goedkoper dan nog eens zo’n duur messing H-profiel gebruiken, dus in die zin moet ik blij zijn. Maar of het mooi is? Zeker in een schaalmodel met M-boutjes kom je ruimtelijk gezien al snel in de knel met al die latten op één plek. Soms moest de kop van een boutje zelfs aan een kant vlak worden gevijld om zo een extra millimeter te winnen...
Kijken we naar de steunen in de bodem, dan zien we zien dat die in de 1995-versie slechts vanuit één kant naar het midden van de kruisende latten loopt. Aan de andere randstaaf zitten ze niet. Lege gaatjes zitten er echter wel, ook in de versie uit 1995. Het lijkt er dus op dat er rekening is gehouden met de mogelijkheid om een zwaardere last aan de traverse te hangen dan in 1995 werd ingehangen. Maar nu ze alsnog de fasedraden verzwaard hebben, zijn de extra steunen niet alsnog ingebouwd. Blijkbaar is de traverse ook zonder die dingen wel sterk genoeg. Heel apart.
Uiteindelijk zit de traversebodem er dan in en kan er aan de trekschoren begonnen worden. De trekschoren zijn altijd leuk werk. In tegenstelling tot de 380 kV-traversen (die exemplaar voor exemplaar gingen) heb ik de 110 kV-traversen samenop gebouwd, telkens dezelfde stap aan beide kanten.
Het verandert het bouwwerk razendsnel in een echte hoogspanningsmast. De 110 kV-traversen beschikken beide over twee binnenportaaltjes waarbij aan het portaal het dichtste bij de toren het circuitbordje is opgehangen. De precieze wijze van ophanging verschilt tussen de '95-traverse en de '10-variant, zoals hogerop genoemd.
Krijg nou wat
Na het inhangen, uitlijnen en vastmaken van de traversen, het werken aan piepklein detailwerk (zoals de door Tom aangehaalde spievormige plaatjes aan de traversebevestigingslatten) en het doorzagen van de traverseranden om ze daarna met de knoopplaten weer netjes te verbinden is dan het moment daar. De laatste bout wordt aangedraaid. Vergeefs wordt er gezocht naar een nog ontbrekende lat. Geen boutje ontbreekt. Geen moertje rammelt nog.
Dan moet je toch wel even slikken, iets wat Tom vast herkennen zal. Hoewel je het maanden van tevoren ziet aankomen, komt het einde toch nog vrij plotseling en onverwacht. De inmiddels gepokt en gemazelde krombektang ligt stil op het boorplankje. De spanningzoeker valt neer, de boor zwijgt. En in de minuut daarna dringt het ten volle tot je door en besef je wat je gedaan hebt.
Mijn hemel, ik heb een hoogspanningsmast gebouwd. ... ... ... ...
Ho even, aanmaken nu. Klaar is een groot woord, eigenlijk zelfs een leugen.
Het enige dat voltooid is is het grootschalige constructiewerk aan de structurele delen van de mast. We zien op de foto hogerop dat de mastdelen nog niet eens op elkaar gemonteerd zijn, dus af is hij nog lang niet. Daarnaast is klaar vanuit het oogpunt van een constructietechnicus ook niet gelijk aan klaar vanuit het oogpunt van een mastengek, die niet de constructie maar juist het evenbeeld daarbuiten in de velden voor ogen heeft. Juist het detailwerk maakt een model werkelijk af. In het volgende deel zien we hoe de mast zijn aankleding krijgt.
Voor nu sluiten we af met een blik op de mast zonder ladders, zonder circuitborden en balkonvloeren. Zonder zinkmenie, zonder veiligheidsdraad, zonder isolators. Zonder vlakhaakjes, zonder waarschuwingsbord en zonder helikopterbord. Alleen maar ongeverfd metalen vakwerk: in feite Zwolle-Meeden in z'n nakie.
Hooggespannen groeten,
Hans.
Het mastontwerp van Zwolle-Meeden is berekend op zes traversen. Of drie, afhankelijk van de definitie van een traverse. Nu ken ik een zeker persoon (ra ra wie?) die een exemplaar van Zwolle-Meeden heeft gesoldeerd en waarbij alleen het 380 kV-gedeelte aanwezig is. De 110 kV-traversen zijn niet aangezet. En ergens heeft dat ook wel wat. Het roept ongetwijfeld meer vragen op bij iedereen die er een blik op werpt en het intrigeert meer dan een volledig benut exemplaar.
Toch ben ik esthetisch niet zo weg van het hoogwatergevoel dat het schaalmodel tot dusver geeft. Zeker niet met de inmiddels roemruchte broek op half zeven, zoals bij de S+4 en S+6. Wie kent niet de gangsters in spijkerbroeken met een extreem laaghangend kruis die enerzijds stoer door Zwolle lopen, maar er anderzijds o zo sneu uitzien als ze daarmee proberen te rennen om hun trein te halen?
(Ot, als je broer dit leest: sorry Lars, maar waarom koop je dan ook niet gewoon een broek in plaats van zo'n soort pyjama. Dat had vast wonderen gedaan voor je bedroevende sjansgehalte in klas 4 en 5. [/autobiografische modus] )
Dus. Op een combimast moet een combinatie gemaakt worden. En aangezien er dus al een model bestaat (nummer 238? ) waaraan de 110 kV-traversen ontbreken, is er een gat in de markt welke bijzonder mooi overeenkomt met de esthetische voorkeur van ondergetekende. De twee 110 kV-traversen zijn theoretisch een koud kunstje. Alleen ik had niet voorzien dat er met de 110 kV-meelifters twee onverwachte problemen zouden verschijnen die de bouwtijd aanzienlijk zouden verlengen...
'95 en '10
We schrijven eind mei 2013. Graftakkeweer, ongewoon koud voor het jaargetijde. Zoals dit hele voorjaar het geval was. Maar binnen, aan de goeie kant van de dik geïsoleerde muren van het atelier van moeder de vrouw, was het aangenaam toeven.
Op de bouwtekening staat een weergave van een traversebodem die overeen kwam met die van de nieuw aangezette traversen aan mast 107, die in 2010 van twee extra traversen werd voorzien. Destijds had ik een buitenkans uit duizenden: 's avonds lag de nieuwe traverse van alles en iedereen verlaten op de bouwplaats te wachten tot hij er de volgende dag aangezet zou worden. Camera om je nek hangen, een jeugdig medegezinslid mee (als decoy wanneer er een securitygorilla komt opdagen), een meetlint mee en gaan met die orkaan.
Meten is weten. In een half uur hebben we grotejongetjesapekooi gespeeld op de traverse. Briljant klimrek: drop er zo eentje in de speeltuin en iedereen is tevreden. Ondertussen had ik de mogelijkheid om het gevaarte tot in alle details te fotograferen. Dat levert dan dit soort werk op.
Tot zover niets aan de hand. Althans, zo leek het totdat de eerste mooie voorjaarsdag zich aandiende. Toen wou ik nog wat laatste detailfoto's gaan maken vanwege enkele vragen over de ladderbevestiging. Bij gebrek aan een camera met meer dan 3,2 megapixels was er opnieuw een zeker jeugdig medegezinslid van de partij die een grotere (camera) heeft.
Hier zien we een foto van de onderste verdieping van mast 134. Op het eerste gezicht niks aan de hand. Een woest aantrekkelijk stuk vakwerk met een al sinds jaar en dag gesprongen glaskap. Maar als we wat nauwkeuriger kijken naar de binnenportalen en de bodemplaat van de 110 kV-traversen, dan -
Een binnensmondse bastaardvloek en een irritant giechelend, jeugdig medegezinslid die zich net buiten elleboogafstand bevond. En daar sta je dan een beetje sloom omhoog te loeren naar nummer 134, die zich in een stilzwijgen hult zoals dat zo goed past bij hoogspanningsmasten. Trots en verheven boven de beslommeringen in de kleine, lage wereld waarin hij zojuist een heus modelbouwdilemma had veroorzaakt.
De in 2010 aangezette traversen blijken niet gelijk te zijn aan de exemplaren uit 1995.
Kijk maar eens naar hoe het circuitbordje vast zit en naar hoe de afstandhouders in de fasedraadophangingen zitten. En nog belangrijker, kijk eens naar het aantal steunlatten in de kruisen van de traversebodem. Het directe gevolg is dat mijn tekening niet meer klopt met de scope van het project. Op de tekening staat doodleuk een '10-traverse terwijl het originele '95-typetje van de 110 kV-traverse er blijkbaar anders uitziet. Gek genoeg had ik dat nog nooit eerder gezien. (Dan denk je deze lijn dus te kennen en opnieuw blijkt niets minder waar te zijn. Typisch Zwolle-Meeden: net zoveel verrassingen als ie lang is.) Alle 110 kV-traversen uit 1995 zijn identiek. Hetzelfde geldt voor alle exemplaren van 2010, maar de onderlinge verschillen tussen beide bouwplannen zijn niet zomaar te verwaarlozen wanneer je uitgerekend een S+6 bouwt.
Een jeugdig medegezinslid tot ontploffing brengen door de bovenstaande alinea hardop te overdenken ook wat waard.
Ik zou het over kunnen slaan in de blog. Maar we zijn hier toch met een stel mastengekken? Welnu, bij dezen het hele vervolg van de overdenking uitgeschreven tot in detail. Puur facultatief voor de ZL-MEE die-hards.
Het plan is om een mast te bouwen zoals die in 1995 bedoeld was, dus met het traversetype '95 aan beide kanten. Maar helaas bestaan die helemaal niet als S+6. Alle S+6 exemplaren in ZL-MEE (en dat zijn er slechts vier) zijn voorzien van twee 110 kV-traversen van het '10-type. De niet-speciale mastnummers 2 tot en met 27 zijn daarmee opeens anders dan de exemplaren 29 tot en met 120. De exemplaren 122 tot en met de kruising van Beilen-Bargermeer hebben één 1995-traverse en één 2010-traverse. En vanaf daar tot aan Meeden zijn de traversen weer gelijk aan die van de exemplaren 2 tot en met 27. Hiertussen zit geen enkele S+6 met twee keer '95. De toren en broek van de modelbouwmast is nu eenmaal S+6 - dat kan niet meer veranderd worden. Maar ook de scope van het hele project staat muurvast. Al sinds de tijd dat Ot nog naar Telekids keek was is het idee om het originele bouwplan uit 1995 te gebruiken. Geen moderne fratsen: ZL-MEE zoals alles in de tijd van happy hardcore bedoeld was. Dat is tenslotte ook modelbouw: niet te snel compromissen sluiten. Het gevolg is nu dat er dadelijk een S+6 met twee '95-traversen ontstaat: een combinatie die in de echte hoogspanningslijn Zwolle-Meeden niet voorkomt.
Toch is dat niet echt een probleem. Puur de blinde positie van wegen, kanalen en viaducten in combinatie met de plekken waar de 110 kV-meelifers reeds in 1995 nodig waren, heeft het zo bepaald dat er stomtoevallig geen enkele S+6 met '95-traversen voorkomt terwijl ze technisch zonder enig probleem zouden kunnen bestaan. Dat soort eigenaardigheden vormen het unieke karakter van een lijn als Zwolle-Meeden: als je maar tot het draadje gaat valt alles op zijn plek. Dus twee keer '95 voor de 110 kV-meelifters en het mastmodel S+6. Zo zal het geschieden. Tweemaal een '95-traverse, met circuits blauw en oranje. De mast krijgt nummer 239 en daarmee wordt het probleem, zo het nog bestaat, voorgoed geslecht.
Ben je nog wakker? Respect.
Verbazingwekkend veel materiaal
De 110 kV-traversen beginnen zoals de 380 kV-traversen, met het aftekenen en boren van de traverseranden. Deze staven bestaan uit twee hoeklatten die in elkaars verlengde liggen en die met twee knoopplaten aan elkaar verbonden zijn.
Ook in het schaalmodel zal dat gebeuren, maar vanwege bouwgemak worden de traverseranden in eerste instantie gewoon als volledige lengtes uit één stuk gemaakt. Pas later, als de traversebodem klaar is en de knoopplaten gereed zijn, zagen we ze door om ze daarna door te verbinden met knoopplaten. De traversebodems van de 110 kV-traversen zijn in verhouding met de boventraversen voor de bovenste 380 kV-fase en de bliksemdraad enorm ruim. Dat is makkelijk schroeven met grote handen, maar aan de andere kant kost het wel een heleboel van die custom made supersmalle hoekijzertjes. Er gaat redelijk wat tijd mee heen om ze te fabriceren.
Ook gaatjes boren kost meer tijd dan het lijkt. Je kan nog zo voorzichtig boren, er ontstaan altijd braampjes aan de onderzijde van het boorgat. Die moeten eerst afgevijld worden met een piepklein vijltje om te zorgen dat de boutjes dadelijk mooi strak aansluiten.
Zomer
En dan heb je nog het probleem van het jaargetijde. Het werd juni, het werd eind juni. En daar verscheen opeens iets wat we sinds deze tijd al niet meer hadden gezien: zomer. En voor het eerst in drie jaren is het ook werkelijk zomer in de zomer, zoals ook Peter zal erkennen.
De zomer is de tijd van vakantie. Maar de fondsen zijn niet bij iedereen even ruim in deze tijden. Naar Scandinavië gaan (of überhaupt op vakantie gaan) behoort al jaren tot het verleden. Daar kan je sneu over doen, maar ach.. als ik er eerlijk over nadenk: waarom zou een mens in de zomer de deur uit willen als dit je thuis is? Welkom in Drenthe.
Er is in de zomertijd altijd wat te doen op een boerderij. Nog afgezien van het echte werk (op het land, met de dieren en ook met de papieren bedrijfsvoering) zijn er talloze kleinere klussen die bij voorkeur moeten plaatshebben als het zomer is. Van het verven van de schuur tot het repareren van het dak, het snoeien van de zware eikenbomen op het erf, af en toe achter een onweersbuitje aan jagen, uit het nest gevallen zwaluwjongen terugzetten, de tractor begeeft het wel eens, nestkastjes heb je nooit teveel, dazenvallen maken, noem maar op. Moraal: de dagen op een boerderij zijn nooit leeg. En zo blijft er juist in de zomer maar een bescheiden hoeveelheid tijd over waarin er gebouwd wordt aan het model. Al was het maar omdat het weer zo mooi was en we dat zo gemist hadden in de laatste jaren. Bij voorkeur ben je dan zoveel mogelijk buiten. Zo doe je over twee traversen dan gerust meer dan een maand. Hier eens een uurtje, daar een half uur... Opschieten deed het niet, maar het is hobby. Haast hoeft niet.
Circuitborden op z'n negentienvijfennegentigs
Een opmerkelijk gegeven aan het ontwerp van de ondertraversen is de manier waarop de fasedraden worden bevestigd. Kijk eens nader naar deze '95-traverse.
Bij de 380 kV-traversen zijn de dragers van de fasedraden H-profielen, maar bij de 110 kV-traversen zijn het tweemaal twee aan elkaar verbonden L-profielen. Een hele straat boutjes verbindt ze in de echt. En een paar korte U-profielen houden de afstand constant. Blijkbaar is deze manier sterk genoeg om de veel lichtere 110 kV-draden te kunnen dragen.
Okee, deze manier is beduidend goedkoper dan nog eens zo’n duur messing H-profiel gebruiken, dus in die zin moet ik blij zijn. Maar of het mooi is? Zeker in een schaalmodel met M-boutjes kom je ruimtelijk gezien al snel in de knel met al die latten op één plek. Soms moest de kop van een boutje zelfs aan een kant vlak worden gevijld om zo een extra millimeter te winnen...
Kijken we naar de steunen in de bodem, dan zien we zien dat die in de 1995-versie slechts vanuit één kant naar het midden van de kruisende latten loopt. Aan de andere randstaaf zitten ze niet. Lege gaatjes zitten er echter wel, ook in de versie uit 1995. Het lijkt er dus op dat er rekening is gehouden met de mogelijkheid om een zwaardere last aan de traverse te hangen dan in 1995 werd ingehangen. Maar nu ze alsnog de fasedraden verzwaard hebben, zijn de extra steunen niet alsnog ingebouwd. Blijkbaar is de traverse ook zonder die dingen wel sterk genoeg. Heel apart.
Uiteindelijk zit de traversebodem er dan in en kan er aan de trekschoren begonnen worden. De trekschoren zijn altijd leuk werk. In tegenstelling tot de 380 kV-traversen (die exemplaar voor exemplaar gingen) heb ik de 110 kV-traversen samenop gebouwd, telkens dezelfde stap aan beide kanten.
Het verandert het bouwwerk razendsnel in een echte hoogspanningsmast. De 110 kV-traversen beschikken beide over twee binnenportaaltjes waarbij aan het portaal het dichtste bij de toren het circuitbordje is opgehangen. De precieze wijze van ophanging verschilt tussen de '95-traverse en de '10-variant, zoals hogerop genoemd.
Krijg nou wat
Na het inhangen, uitlijnen en vastmaken van de traversen, het werken aan piepklein detailwerk (zoals de door Tom aangehaalde spievormige plaatjes aan de traversebevestigingslatten) en het doorzagen van de traverseranden om ze daarna met de knoopplaten weer netjes te verbinden is dan het moment daar. De laatste bout wordt aangedraaid. Vergeefs wordt er gezocht naar een nog ontbrekende lat. Geen boutje ontbreekt. Geen moertje rammelt nog.
Dan moet je toch wel even slikken, iets wat Tom vast herkennen zal. Hoewel je het maanden van tevoren ziet aankomen, komt het einde toch nog vrij plotseling en onverwacht. De inmiddels gepokt en gemazelde krombektang ligt stil op het boorplankje. De spanningzoeker valt neer, de boor zwijgt. En in de minuut daarna dringt het ten volle tot je door en besef je wat je gedaan hebt.
Mijn hemel, ik heb een hoogspanningsmast gebouwd. ... ... ... ...
Ho even, aanmaken nu. Klaar is een groot woord, eigenlijk zelfs een leugen.
Het enige dat voltooid is is het grootschalige constructiewerk aan de structurele delen van de mast. We zien op de foto hogerop dat de mastdelen nog niet eens op elkaar gemonteerd zijn, dus af is hij nog lang niet. Daarnaast is klaar vanuit het oogpunt van een constructietechnicus ook niet gelijk aan klaar vanuit het oogpunt van een mastengek, die niet de constructie maar juist het evenbeeld daarbuiten in de velden voor ogen heeft. Juist het detailwerk maakt een model werkelijk af. In het volgende deel zien we hoe de mast zijn aankleding krijgt.
Voor nu sluiten we af met een blik op de mast zonder ladders, zonder circuitborden en balkonvloeren. Zonder zinkmenie, zonder veiligheidsdraad, zonder isolators. Zonder vlakhaakjes, zonder waarschuwingsbord en zonder helikopterbord. Alleen maar ongeverfd metalen vakwerk: in feite Zwolle-Meeden in z'n nakie.
Hooggespannen groeten,
Hans.