Beste CS,
Dank voor het antwoord. Eerlijk gezegd had ik beslist niet op een serieus antwoord gerekend, want de opmerking zelf waarmee ik begon komt niet echt serieus over en dan moet er ook nog maar net iemand wezen die het leest en die zelf de waarheid kent.
Af en toe word je ook hier flink verrast.
Hopla, een kostprijs die een factor tien de dagwaarde van mijn ouwe postbodebusje overtreft. Wauw.
Maar toch weer een 3D-printer dus. Ik heb wel een kennis met zo'n apparaat (uiteraard een minder professioneel exemplaar) en daar hebben we ook wel eens wat geprobeerd, maar dat ging niet met losse latten. De delen van het vakwerk die als "tweedimensionaal oppervlak" konden worden gezien konden we in één keer printen, maar wel moeten ze eerst ontworpen worden in de CAD-software. Je hebt dan een stuk of dertig prefab-onderdelen in plaats van tienduizend latjes. We hebben het destijds overigens gebruikt voor de dakconstructies op een modelbaan, niet voor een hoogspanningsmast.
De mate van perfectie is inderdaad indrukwekkend, maar je hebt gelijk met de lol van dit alles. Het uitkiezen van een (bestaand) ontwerp, hem daarna doorgronden tot in elke bout (de tekeningen moeten altijd herleid en zelf gemaakt worden) en hem daarna latje voor latje, plaat voor plaat en bout voor bout heel langzaam gestalte te zien krijgen is waarschijnlijk niet te evenaren met het uitprinten.
Toch gaat me vanuit de achtergrond als meteorologiestudent wel een vraag op over de zin van dit alles. Windtunneltesten blijft een discutabele methode, zeker wanneer men modellen toepast. Men zet in een tunnel een perfect model van een constructie die in werkelijkheid honderd maal zo groot is (en dus een miljoen keer zoveel inhoud, massa en oppervlak heeft, inclusief de daarbij horende, totaal andere materiaaleigenschappen zoals vloeigrenzen en meer van die mooie maar ingewikkelde natuurkundige eigenaardigheden). De lucht is echter gelijk van druk, vochtgehalte en temperatuur met de uiteindelijke lucht buiten naast de haven. Je fluïdum wordt dus niet mee geschaald en dat zorgt ervoor dat allerlei niet-lineaire processen het resultaat beïnvloeden. Zelfs als je het mastmodel perfect namaakt en in de constructie zelfs rekening houdt met netjes terug herleidde materiaalsterkte, kniksterkte en resonantie en er zelfs nepgeleiders aan hangt voor de windloading als nonlineair proces, dan nog zal de wind die door het vakwerk blaast niet lijken op de werkelijkheid. Kleinere werveltjes dan ongeveer een kubieke millimeter zijn in lucht op kamertemperatuur niet mogelijk omdat die uit elkaar vallen in warmte (eddy simulation). Dat betekent alleen al dat je bij het echte exemplaar niet zou kunnen hebben testen aan iedere wervel kleiner dan een kubieke decimeter. En laat dat nou precies de ordegrootte zijn van wervelingen en vortex shedding die zich achter alle hoeklatten afspeelt. Dat is slechts gedeeltelijk op te lossen door de lucht er dan maar met een onrealistisch hoge snelheid van tachtig kilometer per uur tegenaan te jagen.
Hooguit kan je in de tunnel een benadering maken van welke delen van de constructie een relatief hoge loading krijgen, voor zover je dat tegenwoordig niet beter kan modelleren. Al zitten we anno 2018 precies in de spagaat dat de modellen ongeveer net zo slecht of goed zijn als praktijktesten, zodat ze weinig van elkaar kunnen leren maar elkaar toch nog net nodig hebben voor verificatie van nonlineaire processen.
Okee, amen, ik zwets alweer veel te lang. In elk geval leuk dat je de moeite nam een antwoord te schrijven. Ik bouw gewoon lekker oldskool door in de constructiewerf met de IJC 220 dennenboom die bijna af is. Da's makkelijker dan rekenen aan nonlineariteit.